werkelijke verdamping
VUISTREGEL: De werkelijke (actuele) verdamping bedraagt in Nederland ongeveer 90% van de referentieverdamping volgens Makkink, ofwel 75% van de potentiële verdamping volgens Penman,
Herkomst en onderbouwing
Jaarcurve verdamping
Onderstaande figuur toont het jaarverloop van maandwaarden van neerslag en potentiele verdamping volgens Penman (De Vries, 1974 blz. 48). De werkelijke verdamping wordt in deze grafiek gesteld op 75% van de Penman-verdamping.
Aangezien de referentie-verdamping volgens Makkink ongeveer 80% van de potentiële verdamping volgens Penman bedraagt, volgt na omrekenen dat de werkelijke verdamping ongeveer 90% bedraagt van de Makkink-verdamping.
waterbalansstudies
De Vries baseert zijn reductiefactor voor actuele verdamping op een analyse van verschillende waterbalansstudies (Bruggeman, 1952; De Gruyter, 1957; Makkink, 1959; 1962; Colenbrander, 1970; Faber, 1972):
regionale differentiatie
De Vries gebruikt de reductiefactor om een landsdekkend beeld van de gemiddelde jaarlijkse grondwateraanvulling te maken.
Voor het maken van de kaart brengt de Vries differentiatie aan in de reductiefactor. Voor Holoceen Nederland hanteert hij een factor 0.8*E0, omdat door hoge grondwaterstanden relatief weinig verdampingsreductie plaatsvindt. In Pleistoceen Nederland is zijn reductiefactor 0.7*E0.
Voor gebieden met zeer diepe grondwaterstanden (de kustduinen en stuwwallen) schat De Vries de grondwateraanvulling uit de gemeten grondwateraanvulling van de lysimeters in Castricum (Wind, 1959; Rijtema en Ryhiner, 1968).
Volgens De Vries gaat een toename van de jaarlijkse neerslag samen met een toename van de werkelijke verdamping. Het ruimtelijk beeld van de grondwateraanvulling is daardoor gelijkmatiger dan de neerslagkaart:
Referenties
[1] Vries, J.J. de, 1974. Groundwater Flow Systems and Stream Nets in the Netherlands. Proefschrift, Vrije Universiteit. Rodopi, Amsterdam.