Hatsi-kD
De vuistregels op deze pagina zijn overgenomen uit de rubriek Hatsi-kD, die sinds 1995 verschijnt in het vakblad Stromingen onder redactie van Kees Maas. Ze worden gebruikt om snelle inschattingen te doen van hydrologische grootheden.
Dupuit-aanname
1. In semi-spanningswater is de Dupuit-aaname toelaatbaar als geldt: λ>5D
2. In semi-spanningswater is de Dupuit-aanname toelaatbaar als de c-waarde van de aquitard minstens tien keer zo groot is als de c-waarde van de aquifer.
Vorm van de grondwaterspiegel
3. Het verloop van de stijghoogte is meestal convex
4. In kwelgebieden verloopt de stijghoogte meestal concaaf
5. Een bol verloop van de stijghoogte wijst op aanvulling, een hol verloop op verlies
6. Een bol verloop van de stijghoogte wijst op een toename van het specifieke debiet
Anisotropie
7. Anisotropie is eerder regel dan uitzondering.
8. Tweedimensionale oplossingen voor een isotroop medium kunnen worden gebruikt voor een anisotroop medium met behulp van de volgende transformaties:
k→k∘=kxky
x→x∘=xkxkykx
y→y∘=ykxkyky
Drainageweerstand
9. De slootweerstand (in dagen) is gelijk aan de slootafstand (in meters)
10. De radiale weerstand ligt tussen 0,5 en 1,5 dagen/meter (wat hoger in infiltratiegebieden, wat lager in kwelgebieden)
11. De j-waarde (in dagen) is in Nederland gelijk aan de opbolling (in centimeter)
12. Een regenbui is na j dagen voor tweederde afgevoerd
Infiltratie van water
13. In een dik onverzadigd pakket is de doorlatendheid ongeveer gelijk aan het gemiddelde neerslagoverschot
14. Infiltratie van water vanuit watergangen gaat makkelijker in gebieden met een dikke onverzadigde zone en en een dunne verzadigde zone
15. Een lokatie is geschikter voor kunstmatige infiltratie van water naarmate de verhouding kD/D groter is.
Verblijftijden
16. In een homogeen freatisch pakket is de bovenste helft van het water jonger (in jaren) dan de pakketdikte (in meters)
17. De leeftijdverdeling van opgepompt water hangt niet af van de vorm van het intrekgebied of van de opgepompte hoeveelheid.
Grondwateronttrekking
18. Een radiaalsymmetrisch verlagingspatroon wordt nauwelijks scheefgetrokken door regionale grondwaterstroming, zolang de gradient daarvan kleiner is dan 1:100 (wat in Nederland bijna altijd het geval is)
19. Een grondwaterwinning in een aquifer die op enige diepte zout grondwater bevat zal op de lange duur altijd verzilten
Verdroging (zandgronden)
20. Een door ingrepen verkregen toename van de actuele verdamping van een regio is gelijk aan de afname van de potentiële verdamping.
21. In een tamelijk droog jaar is op zandgronden de verdampingsreductie in het groeiseizoen ongeveer 100 mm
22. Door beregening van 200 mm per groeiseizoen wordt de verdampingsreductie van 100 mm vrijwel geheel opgeheven. De grondwaterstandsdaling door die beregening is maximaal 1 meter (bij een bergingscoefficient van 0,20)
23. De verdampingsweerstand in zandgebieden is ongeveer 10 jaar. Dit betekent dat per 10 cm grondwaterstandsdaling de verdamping afneemt met circa 10 mm per jaar. In een droog jaar is dat 20 mm per jaar.
Verdroging (laagveengebieden)
24. In een waterrijk gebied met geringe kwel of infiltratie hoeft onder gemiddelde meteorologische omstandigheden geen water te worden ingelaten, wanneer een peilfluctuatie van 20 cm toelaatbaar is.
Wanneer de neerslag in de periode van april tot en met augustus de helft van de normale hoeveleheid bedraagt, wordt de toe te laten peilfluctuatie 35 cm.
25. In een waterrijk gebied is inlaat van water gemiddeld genomen niet nodig als de kwel minstens 1,5 mm/dag is. Wanneer in juli of augustus geen regen valt bewdraagt de benodigde kwelintensiteit minsten 4 mm/dag.
Modelranden
26. Een natuurlijke grondwaterscheiding is geen geschikte modelrand
27. Kies de modelrand verder weg dan '3 sqrt(kDc)
IJkperiode voor instationair model
28. Een grondwatersysteem kan stationair gemodelleerd worden als geldt: SL2kDT<1
29. De inschakeltijd van een freatisch model kan geschat worden met T>L2kD
30. De inschakeltijd van een freatisch model is in te schatten met T>2hmax
Geschikte ijkperiode
31. Een goede ijkperiode voor een stationair model is een periode die begin en eindigt met dezelfde grondwaterstand
32. Een lange ijkperiode is beter dan een korte
33. Een natte ijkperiode is beter dan een droge